Navigatie

Paarden

Paarden

Kunstenaar: John (Johannes Anton) Rädecker (1885 - 1956) Meer informatie
Straatnaam: Wal, hoek, Bilderdijklaan, voor Stedelijk van Abbemuseum
  Centrum
Materiaal: Kalksteen, Zandsteen
Jaar van plaatsing: 1936

Omschrijving:

Ongesigneerd. Sokkel:trapwangen kalksteen. Onhuld op 15 april 1936 door burgemeester A. Verdijk bij de officiële opening van het museum.

De Beurs van Berlage (1896-1903) is een fraai voorbeeld van 'Gemeenschapskunst', waarin alle toegepaste kunsten ondergeschikt zijn aan het grote geheel en de kunstenaar een maatschappelijke taak heeft. De beeldhouwkunst is geheel en al geïntegreerd in de architectuur van de zogenaamde Amsterdamse School blijft dit verband bestaan. In het Amsterdamse Scheepvaarthuis (1911-1916) is de expressionistische beeldhouwkunst van Hendrik van den Eijnde en Hildo Krop volledig verweven met de architectuur. Ook John Rädecker werkt hier aan mee en wordt al gauw één van de belangrijste beeldhouwers van de Amsterdamse School. Toch weet hij de weg te banen voor een zelfstandige, vrije beeldhouwkunst, die niet langer ondergeschikt is aan de architectuur. Rädecker is bovendien één van de eerste beeldhouwers in Nederland geweest die 'en taille directe' in hout of steen heeft gehakt, dat wil zeggen dat hij zonder voorontwerp direct het materiaal bewerkt. Zijn vader was houtsnijder en modelleur. Samen met zijn broers Willem en Toon leert hij op jonge leeftijd het ambachtelijke vak van steenhouwer. hierdoor beschikt hij al vroeg over een enorme techniek, waarin hij later op de academie zijn leeftijdgenoten ver vooruit is. Hij werkt aanvankelijk in een expressionistische stijl, in materialen die afkomstig zijn uit de architectuur ( graniet, baksteen,beton). Hoewel hij regelmatig samenwerkt met architecten is het vrije werk voor hem veel belangrijker. In de jaren twintig onstaan zijn eerste vrijstaande beelden, onder invloed van de Franse klassiek georiënteerde sculpturen: dromerige vrouwenfiguren en mannetjes in baksteen.

Beide paarden voor de ingang van het Van Abbemusseum zijn in een dergelijke stijl gebeeldhouwd. Rädecker heeft wel vaker samengewerkt met architect A.J. Kropholler (1882-1973). In 1934 krijgt hij de opdracht naar aanleiding van de nieuwbouw van het museum die in 1936 gereed kwam. De paarden zijn vrij opgesteld op de wangen van de trap, die naar het bordes en de hoofdingang leiden, met de gevel van het Van Abbemuseum als achtergrond. Hier heeft de beeldhouwkunst zich letterlijk losgemaakt van de architectuur. De paarden zijn steigerend op de achterste benen weergegeven, de rest van het lichaam steunend op het massieve blok kalksteen. Ze zijn vergelijkbaar met de twee monumentale ruiterbeelden (circa 1930) op hoogopgemetselde pijlers op het Van Tuyll van Serooskerkenplein in Amsterdam. Het thema was geliefd tijdens het Interbellum en binnen de Amsterdamse School. Van Rädecker zijn verschillende tekeningen met steigerende paarden bekend. Naast zijn vrije werk heeft Rädecker in de jaren dertig verschillende monumenten gemaakt. Zijn grootste en meest bekende monument is het Nationale Monument op de Dam, dat in samenwerking met architect J.J.P. Oud (1890-1963) tot stand is gekomen. Daar heeft hij vanaf 1946 tot aan zijn dood met zijn zonen gewerkt aan de figuren van het centrale reliëf van het monument, dat kort daarop is onthuld.

Plattegrond: