Omschrijving:

De Rotterdammer Bekker (1928) haalt zijn HTS-diploma Werktuigbouwkunde vóór hij in 1954 naar de Academie voor Beeldende Kunsten gaat. In 1969 wordt hij docent aan de Vrije Universiteit in Den Haag, daarnaast werkt hij aan zijn metalen constructies.

Aanvankelijk zijn dat series met eenvoudige geometrische vormen, die in de loop der tijd toevoegingen krijgen. Die worden steeds surreëler als hij daar in 1969 slappe materialen als cocosmatten aan vastmaakt. In zijn laatste beelden verwerkt hij pop-art invloeden, waarbij de geometrische vormen samengaan met bijvorbeeld een kamerplant.

In de jaren zeventig maakt Bekker ook 'verbale constructies' of visuele poëzie. Met de woorden van gedichten van dichters als Schierbeek, Mulisch en Komrij construeert hij grafische afbeeldingen, die het onderwerp illustreren.

De universiteitscollectie bevat twee beelden van Bekker, beiden 'Machine' genaamd. De kleine versie is uit 1967, de grote uit 1966.

Voor meer informatie: Kunstcollectie TU/e

Plattegrond: